Cst/berger LL20 [59/218] Gebruik

Cst/berger LD3 [59/218] Gebruik
Nederlands | 592 610 A15 170 16.1.12
Montage
Batterijen inzetten of vervangen
Voor het gebruik van het meetgereedschap worden
alkalimangaanbatterijen geadviseerd.
Als u het batterijvakdeksel 25 wilt openen, drukt u op
de vergrendeling 23 en klapt u het batterijvakdeksel
open. Plaats de batterijen. Let daarbij op de juiste
poolaansluitingen, zoals aangegeven op de binnenzij-
de van het batterijvak.
Als de batterijen zwak worden, verschijnt de batterij-
waarschuwing f in het display 17 en klinkt een kort ge-
luidssignaal. Vanaf dit tijdstip kan het meetgereed-
schap nog ca. 3 uur worden gebruikt. Als de batterijen
leeg zijn, klinkt er nog een geluidssignaal. Daarna
wordt het meetgereedschap uitgeschakeld.
Vervang altijd alle batterijen tegelijkertijd. Gebruik al-
leen batterijen van één fabrikant en met dezelfde ca-
paciteit.
f Neem de batterijen uit het meetgereedschap
als u het langdurig niet gebruikt. Als de batte-
rijen lang worden bewaard, kunnen deze gaan
roesten en leegraken.
Gebruik
Ingebruikneming
f Bescherm het meetgereedschap tegen vocht
en fel zonlicht.
f Stel het meetgereedschap niet bloot aan ex-
treme temperaturen of temperatuurschom-
melingen. Laat het bijvoorbeeld niet lange tijd in
de auto liggen. Laat het meetgereedschap bij gro-
te temperatuurschommelingen eerst op de juiste
temperatuur komen voordat u het in gebruik
neemt. Bij extreme temperaturen of temperatuur-
schommelingen kan de nauwkeurigheid van het
meetgereedschap nadelig worden beïnvloed.
Stel de laserontvanger minstens 1 meter van de lijnla-
ser verwijderd op. Plaats de laserontvanger zodanig
dat de laserstraal het ontvangstveld 16 kan bereiken.
In- en uitschakelen
f Bij het inschakelen van het meetgereedschap
klinkt een luid geluidssignaal. „Het A-gewogen
geluidsdrukniveau van het geluidssignaal bedraagt
op 0,2 m afstand maximaal 95 dB(A).”
f Houd het meetgereedschap niet dicht bij uw
oor. Het luide geluid kan het gehoor beschadigen.
Als u het meetgereedschap wilt inschakelen, drukt u
op de aan/uit-toets 21. Alle displayindicaties gaan kort
branden.
Als u het meetgereedschap wilt uitschakelen, drukt
u opnieuw op de aan/uit-toets 21.
Als er ca. 5 minuten geen toets op het meetgereed-
schap wordt ingedrukt en het ontvangstveld
16 5 minuten lang niet door een laserstraal wordt be-
reikt, wordt het meetgereedschap automatisch uitge-
schakeld om de batterijen te ontzien. De uitschakeling
wordt aangegeven door een geluidssignaal.
Instelling van middenindicatie kiezen
Met de toets 14 kunt u vastleggen met welke nauw-
keurigheid de positie van de laserstraal op het ont-
vangstveld als „in het midden” wordt aangegeven:
Instelling „fijn” (indicatie b in display),
Instelling „grof” (indicatie c in display).
Bij wijziging van de nauwkeurigheidsinstelling klinkt
een geluidssignaal.
Na het inschakelen van het meetgereedschap is altijd
de nauwkeurigheid „grof” ingesteld.
Functie kiezen
U kunt kiezen uit twee modi voor verschillende werk-
bereiken:
Na het inschakelen is altijd de korteafstandsmodus in-
gesteld.
Als u wilt omschakelen naar de langeafstandsmodus,
drukt u op de toets 18. De indicatie 19 gaat branden.
Voor de korteafstandsmodus drukt u opnieuw op de
toets 18. De indicatie 19 gaat uit.
Richtingindicaties
De indicaties onder e, midden a en boven d (resp. aan
de voor- en achterzijde van het meetgereedschap) ge-
ven de positie van de roterende laserstraal in het ont-
vangstveld 16 aan. De positie kan bovendien door een
geluidssignaal worden aangegeven (zie „Geluidssig-
naal voor het aangeven van de laserstraal”,
pagina 60).
Meetgereedschap te laag: Als de laserstraal door
de bovenste helft van het ontvangstveld 16
loopt, ver-
schijnt de onderste richtingindicatie e in het display.
Indien het geluidssignaal ingeschakeld is, klinkt er een
signaal in een langzaam ritme.
Beweeg het meetgereedschap in de richting van de
pijl omhoog.
Meetgereedschap te hoog: Als de laserstraal door
de onderste helft van het ontvangstveld 16 loopt, ver-
schijnt de bovenste richtingindicatie d in het display.
Indien het geluidssignaal ingeschakeld is, klinkt er een
signaal met een snel ritme.
Beweeg het meetgereedschap in de richting van de
pijl omlaag.
Werkbereik
Korteafstandmodus 1
20 m
Langeafstandsmodus 20
80 m
OBJ_BUCH-1554-001.book Page 59 Monday, January 16, 2012 11:29 AM

Содержание

Скачать