DAB KLP 50-1200 M [40/108] De aan de binnenkant van de klemmendoos weergegeven electrische schema s en die weergegeven op pag 5 van deze handleiding zorgvuldig in acht nemen

DAB KLP 50-1200 M [40/108] De aan de binnenkant van de klemmendoos weergegeven electrische schema s en die weergegeven op pag 5 van deze handleiding zorgvuldig in acht nemen
NEDERLANDS
38
7.
INSTALLATIE
7.1
Om de pomp tegen bezinksel te beschermen verdient het aanbeveling deze niet in het laagste deel
van de installatie te plaatsen. Monteer de pomp in de installatie pas nadat alle laswerkzaamheden
uitgevoerd zijn en controleer of een en ander goed schoon is.
7.2
De circulatiepomp moet in een goed geventileerde ruimte geïnstalleerd worden waar hij bij een
omgevingstemperatuur van niet meer dan 40C niet aan de weersomstandigheden blootgesteld is
(afb. B).
De electropompen met beveiligingsgraad IP55 kunnen in stoffige en vochtige ruimtes
geïnstalleerd worden. Indien deze in de open lucht geïnstalleerd worden, is het over het algemeen
niet nodig bijzondere voorzorgsmaatregelente nemen tegen weer en wind.
7.3
De pomp kan zowel op de persleiding als op de retourleiding gemonteerd worden, met de motor in
horizontale of verticale positie, waarbij het klemmenbord nooit naar beneden gericht mag zijn (afb. C),
om ingeval van lekkage gevaarlijke infiltratie van water te voorkomen. Bij de pompen ALM – ALP mag
de motor alleen horizontaal geplaatst worden.
7.4
Om controle- en vervangingswerkzaamheden zo gemakkelijk mogelijk te maken dient de pomp op een
gemakkelijk toegankelijk plaats gemonteerd te worden.
7.5
De pijlen op het pomphuis geven de stroomrichting aan. Het verdient aanbeveling een kraan op de
aanzuig-en persleidingen te monteren om te vermijden dat men de installatie in geval van reparatie leeg
moet laten lopen. Zorg bovendien voor een by-pass circuit tussen pers- en aanzuigleiding, om ervoor te
zorgen dat een minimum hoeveelheid water circuleert in geval op de leidingen elektrokleppen gebruikt
zouden worden, zodat de temperatuur niet gevaarlijk hoog oploopt.
7.6
Controleer of de installatie voorzien is van een ontluchtingssysteem en of het expansievat (indien
aanwezig) voor de aanzuigopening geplaatst is. Indien de pomp daarentegen op de persleiding van een
circuit met een open vat geïnstalleerd is, dient u te controleren of de veiligheidsleiding voor de pomp is
aangesloten.
7.7
Plaats de pomp op de installatie waarbij u vermijdt dat het gewicht van de metalen leidingen op de
openingen van de pomp rust en zo een te grote druk daarop uitoefent, waardoor vervorming en breuken
zouden kunnen optreden.
7.8
Om overbrenging van geluiden of van eventuele trillingen tegen te gaan dient u trillingscompensatoren op
de aanzuig-en persopeningen aan te brengen.
8.
ELECTRISCHE AANSLUITING
Let op: altijd de veiligheidsnormen in acht nemen!
De aan de binnenkant van de klemmendoos weer
g
e
g
even
electrische schema’s en die weer
g
e
g
even op pa
g
. 5 van deze
handleiding zorgvuldig in acht nemen
8.1
De electrische aansluitingen moeten door een ervaren electriciën uitgevoerd worden, die de door de
geldende normen verlangde vereisten bezit (zie paragraaf 6.1.).
Men moet zich zorgvuldig houden aan de door het Bedrijf voor de electrische stroomvoorziening
gegeven voorschriften.
In geval van driefasemotoren met ster-driehoek opstart moet men zich ervan overtuigen, dat de
overgangstijd tussen ster en driehoek zo kort mogelijk is en binnen de tabel 8.1. op bladz 99 valt.
8.2
Alvorens het klemmenbord ter hand te nemen en op de pomp te werken zich ervan overtuigen, dat de
stroom weggenomen is.
8.3
De netspanning controleren alvorens enige aansluiting uit te voeren. Als deze overeenstemt met degene
op het plaatje overgaan tot de aansluiting van de draden op het klemmenbord en daarbij allereerst aan
de aarder denken. (Fig. D)
8.4
ZICH ERVAN OVERTUIGEN DAT DE AARDINSTALLATIE GOED WERKT EN DAT HET
MOGELIJK IS EEN GESCHIKTE AANSLUITING UIT TE VOEREN.
8.5
De pompen moeten altijd op een externe schakelaar aangesloten worden.
8.6
De éénfasemotoren hebben een thermo-amperometrische beveiliging en kunnen rechtstreeks op het net
worden aangesloten.
8.7
Driefasemotoren moeten door geschikte motorbeveiligingen beschermd worden, die op de juiste
manier geijkt zijn met betrekking tot de stroom van het plaatje.
8.8
In die installaties waarin een dubbele pomp is gemonteerd dient iedere pomp een aparte bekabeling en
schakelaars te hebben.
9.
OPSTARTEN
9.1
Behalve dat de in de installatie aanwezige vloeistof zeer heet is en onder druk staat,
kan deze ook onder vorm van stoom voorkomen! GEVAAR OP VERBRANDING!
Het kan gevaarlijk zijn zelfs maar de pomp of delen van de installatie aan te raken.

Содержание

Скачать