Cst/berger XP5 [88/329] Tips voor de werkzaamheden

88 | Nederlands 2 610 A15 119 • 22.10.09

– Draai het meetgereedschap 180°. Positioneer het zo dat het midden van de

onderste laserstraalpunt op het reeds gemarkeerde punt II en de bovenste

laserstraalpunt op de streep op het plafond liggen. Laat het meetgereed-

schap waterpassen. Markeer het midden van de bovenste laserstraalpunt

op de streep op de muur (punt III).

– Het verschil d tussen beide gemarkeerde punten I en III op het plafond levert

de feitelijke afwijking van het meetgereedschap van de verticale lijn op.

Op het meettraject van 2 x 5 m = 10 m bedraagt de maximaal toegestane afwijking:

MP3: 10mx

± 0,2 mm/m = ±2mm.

XP5: 10mx

± 0,3 mm/m = ±3mm.

Het verschil d tussen de punten I en III mag daarom bij de MP3 hoogstens

2 mm en bij de XP5 hoogstens 3 mm bedragen.

Tips voor de werkzaamheden

f Gebruik altijd alleen het midden van de laserpunt voor het marke-

ren. De grootte van de laserpunt verandert met de afstand.

Bevestigen met magneet (MP3)

Aan stalen delen kan het meetgereedschap met de magneten 4 worden beves-

tigd.

Bevestigen met houder

Zet het meetgereedschap in de opname 8 van de houder 9. Stel de houder grof

af voordat u het meetgereedschap inschakelt.

– Draai het meetgereedschap op de houder 9 opzij of naar achteren om de

onderste loodstraal zichtbaar te maken.

– Draai het meetgereedschap op de houder 9 om met de horizontale laser-

straal hoogten over te brengen.

Met de houder 9 heeft u de volgende mogelijkheden om het meetgereedschap

te bevestigen:

– Monteer de houder 9 met de 1/4"-statiefopname 10 op een in de handel

verkrijgbaar fotostatief. Voor de bevestiging op een in de handel verkrijgbaar

bouwstatief gebruikt u de 5/8"-statiefopname 12.

– Aan stalen delen kan de houder 9 met de magneten 4 worden bevestigd.

– Aan buizen en dergelijke kan de houder 9 worden bevestigd met een riem

die door de riemvoering 11 wordt getrokken.

OBJ_BUCH-1022-002.book Page 88 Thursday, October 22, 2009 4:22 PM