Daikin UATYA180BFC2Y1 [173/534] Als de lekdetector een lek detecteert zullen de bovenstaande handelingen worden uitgevoerd zelfs als de eenheid wordt uitgeschakeld door de regelaar het bms of de digitale ingang

Daikin UATYA120BFC2Y1 [173/534] Als de lekdetector een lek detecteert zullen de bovenstaande handelingen worden uitgevoerd zelfs als de eenheid wordt uitgeschakeld door de regelaar het bms of de digitale ingang
Vertaling van originele instructies
Packaged Rooftop
173
Wij behouden ons het recht voor zonder voorgaande kennisgeving wijzigingen aan het ontwerp aan te brengen
UATYA
4P645202-1
De eenheid is uitgerust met een lekdetectiesysteem voor koelmiddelfen volgens bijlage LL van IEC 60335-2-40:2018,
waarvan de plaatsing is geverieerd volgens bijlage MM van IEC 60335-2-40:2018.
In het geval dat het lekdetectiesysteem van de koelmiddel een lek detecteert, gaat de eenheid over tot:
het uitschakelen van de compressoren;
het instellen van de inlaat- en uitlaatventilatie (indien aanwezig) in constante stroomregeling op een vaste waarde.
Het uitschakelen van de ventilatoren met behulp van tijdslots wordt uitgeschakeld. Dit om te voorkomen dat de
luchtstroom onder "Qmin" komt (zie hieronder);
het activeren van een relais in het elektrische paneel om eventuele externe zonekleppen te openen;
het besturen van de kleppen (indien geïnstalleerd op de eenheid) voor een volledige aanzuiging van externe
lucht en een volledige afvoer van de uitlaatlucht;
Als externe zonekleppen aanwezig zijn, moeten deze worden aangesloten op het in het laatste punt
aangegeven relais, zodat ze kunnen worden geopend in het geval van lekkage van koelmiddel.
Zonekleppen die zijn geïnstalleerd in ruimten die zijn opgenomen in de berekening van de minimale
installatieruimte, moeten na de installatie altijd elektrisch worden gevoed, met uitzondering van
onderhoudswerkzaamheden, om de veiligheid van de installatie te waarborgen.
De regelaar houdt bovenstaande acties nog 5 minuten actief nadat het door het lekdetectiesysteem gemeten
koelmiddelniveau weer onder de interventiedrempel is gekomen. De brand- en rooksystemen van de faciliteit kunnen
voorrang hebben op deze functie.
Als de lekdetector een lek detecteert, zullen de bovenstaande handelingen worden uitgevoerd, zelfs
als de eenheid wordt uitgeschakeld door de regelaar, het BMS of de digitale ingang.
Naast het bovenstaande is er een relais in het elektrische paneel van de eenheid dat is aangesloten
op de lekdetector. Dit relais kan worden gebruikt om het alarm van de lekdetector te bewaken, zelfs
als de besturingsprintplaat van de eenheid uitvalt.
Het minimale luchtdebiet (Qmin) dat door het apparaat in de geconditioneerde omgeving wordt verwerkt, uitgedrukt
in m
3
⁄h, is in overeenstemming met de waarden die in de volgende tabel worden weergegeven:
Eenheid
Voor eenheden zonder naverwarming met heet gas Voor eenheden met naverwarming met heet gas
m
c
Q
min
m
c
Q
min
[kg] m
3
/h [kg] m
3
/h
UATYA25 7 - 1368 8,3 - 1613
UATYA30 10 - 1954 11,3 - 2208
UATYA40 12 - 2345 13,7 - 2680
UATYA50 15 - 2932 17 - 3326
UATYA60 18 - 3518 21 - 4095
UATYA70 18 - 3518 21 - 4095
UATYA80 23 - 4495 26,9 - 5255
UATYA90 24 - 4691 28 - 5479
UATYA100 28 - 5472 32,3 - 6315
UATYA110 30 - 5863 34,7 - 6783
UATYA120 36 - 7036 41,2 - 8059
UATYA140 19 19 3713 23,1 23,1 4515
UATYA150 19 19 3713 23,1 23,1 4515
UATYA160 23 23 4495 27,9 27,9 5453
UATYA180 25 25 4886 25 25 4886
UATYA190 25 25 4886 25 25 4886
In het geval dat de door de drukverschiltransducer van de eenheid gemeten luchtstroom onder de
bovenstaande waarden valt, wordt het alarm voor de luchtstroom van de drukverschiltransducer op de
gebruikersinterface van de eenheid weergegeven en wordt het apparaat uitgeschakeld.
De luchttoevoer- en luchtafvoerkanalen moeten rechtstreeks op de geklimatiseerde ruimte worden aangesloten.
Open ruimtes, zoals verlaagde plafonds, mogen niet worden gebruikt als luchtafvoerkanalen.

Содержание

Скачать