Stiga TITAN 26 B W. CABIN [112/250] Nederlands

Stiga TITAN 26 B W. CABIN [112/250] Nederlands
113
NEDERLANDS
NL
Zweefstand. Zet de hendel in de voorste
stand, waar deze wordt vergrendeld. De
gereedschapslift daalt naar de zweef-
stand.
In de zweefstand steunt het gereedschap
altijd met dezelfde druk op de grond en
kan het de contouren van de grond vol-
gen.
Gebruik de zweefstand bij het uitvoeren
van werkzaamheden.
Omlaag brengen. Het gereedschap gaat
onafhankelijk van het gewicht naar
beneden. De daalsnelheid kan met een
knop (4:X) worden ingesteld. De kracht
bij het dalen is afhankelijk van het ge-
wicht van het gereedschap en van de hy-
draulische druk die bij het dalen wordt
gebruikt.
Vergrendelen in transportstand. De
hendel staat in de neutrale stand na het
omhoog en omlaag brengen. Het gereed-
schap is vergrendeld in de transport-
stand.
Omhoog brengen. Verplaats de hendel
naar de achterste stand tot het gereedsc-
hap in de hoogste stand staat (transport-
stand). Laat dan de hendel los om het
gereedschap in de transportstand te ver-
grendelen.
3.4.2 Hydraulische besturing (1:L1)
Deze hendel bedient bepaalde functies,
afhankelijk van het gemonteerde ger-
eedschap.
Deze hendel werkt alleen als de motor loopt en de
hydraulische slangen van het gereedschap met de
hydraulische aansluiting (1:L) zijn verbonden.
3.4.3 Hydraulische besturing (1:R1)
Deze hendel bedient bepaalde functies,
afhankelijk van het gemonteerde ger-
eedschap.
Deze hendel werkt alleen als de motor loopt en de
hydraulische slangen van het gereedschap als volgt
zijn aangesloten:
Gereedschap aan de voorzijde op de hy-
draulische aansluiting (1:R).
Gereedschap aan de achterzijde op de hy-
draulische aansluiting (3:Re).
Beide bovengenoemde hydraulische aansluitingen
zijn parallel verbonden.
3.4.4 Noodrem / parkeerrem (1:P)
Het rempedaal mag tijdens het werken
nooit ingedrukt zijn. Daardoor kan
oververhitting in de aandrijving en de
rem optreden.
Het pedaal heeft de volgende
functies:
Tijdens het gebruik. Noodrem.
Stilstaand. Parkeerrem.
3.4.5 Vergrendeling, parkeerrem (1:Q)
De vergrendeling vergrendelt het pedaal
(1:P) in de ingetrapte stand. Deze functie
wordt gebruikt om de machine te vergren-
delen op hellingen, tijdens transport enz.
als de motor niet loopt.
Vergrendelen:
1. Druk het pedaal (1:P) geheel in.
2. Draai de vergrendeling naar voren.
3. Laat het pedaal los.
Ontgrendelen:
1. Druk het pedaal (1:P) geheel in.
2. Draai de vergrendeling naar achter.
3. Laat het pedaal los.
3.4.6 Rijden / bedrijfsrem (1:N)
Als de machine niet remt zoals ver-
wacht als het pedaal wordt losgelaten,
moet het linkerpedaal (1:P) als
noodrem worden gebruikt.
Het pedaal regelt de overbrengingsverhouding tus-
sen de motor en de aangedreven wielen (= de snel-
heid). Wanneer het pedaal omhoog staat, wordt de
bedrijfsrem geactiveerd.
1. Pedaal voorwaarts
de machine gaat vooruit.
2. Pedaal onbelast – de machine
staat stil.
3. Pedaal naar achter –
de machine gaat achteruit.
4. Minder druk op het pedaal –
de machine remt.
De maximumsnelheid kan met de vergrendeling
(1:AG) worden verlaagd voor een optimale werk-
snelheid.
3.4.7 Snelheidsvergrendeling (1:AG)
Het snelheidsbereik kan worden beperkt door met
de vergrendeling (1:E) het pedaal van de bedrijfs-
rem (1:AG) te stoppen.
Door het activeren van de snelheidsbegrenzer kan
een optimale maximumsnelheid voor het werken
met gereedschap worden ingesteld.
Vergrendelen
:
Aux 1
Aux 2

Содержание

Скачать