Stiga COLLECTOR 46 [6/148] Opmerking

Stiga COLLECTOR 46 [6/148] Opmerking
Kapje bougie
Verbind de dop (1) van de kabel (2) stevig met de bou-
gie, na u er zich van verzekerd te hebben dat de dop van
binnen en het uiteinde van de bougie niet vuil zijn.
STARTEN VAN DE MOTOR (koud)
De motor moet altijd gestart worden met uitgeschakelde
werktuigen en accessoires (indien aanwezig op de ma-
chine) en met het bedieningselement voor het vooruit-
rijden (indien aanwezig) in zijn “vrij”.
a) Zet de bedieningselementen van de machine zoals
aangegeven in de handleiding van de machine zelf.
b) • Motoren met versneller:
Breng de versnellingshendel (1) in de stand
«CHOKE»;
of
Motoren met vaste snelheid:
Druk 3 keer op de knop van de voorinspuiting «PRI-
MER» (2) om de brandstoftoevoer te bevorderen.
c) Neem de knop (3) van het starttouw beet en trk lang-
zaam tot u een zekere weerstand gewaarwordt; geef
nu een stevige ruk aan het starttouw.
d) Wanneer de motor gestart is, het touw loslaten.
Indien de motor niet meteen
start, de procedure herhalen.
e) Motoren met versneller:
Na enkele seconden wordt de versnellingshendel
(1) gradueel van de stand «CHOKE» naar de stand
«FAST» of «SLOW» gebracht.
Indien de motor wel start
maar niet blijft draaien, herhaal dan de eerder be-
schreven procedure met de versnellingshendel in
de stand «FAST».
STARTEN VAN DEMOTOR (warme start)
Volg dezelfde procedure die aangegeven is voor het
koud opstarten, met als enig verschil het punt b), als
volgt:
b) • Motoren met versnellingshendel:
Breng de versnellingshendel (1) in de stand
«FAST»;
of
Motoren met vaste snelheid:
SCHAKEL de toets van de voorinspuiting «PRI-
MER« (2) NIET AAN.
5.2
5.1.4
5.3
OPMERKING
OPMERKING
GEBRUIK VAN DE MOTOR
Om een optimale gebruikssituatie tijdens het werk te
verkrijgen, moet de motor op zijn maximale toerental
gebruikt worden, door de versnellingshendel in de stand
«FAST» te zetten.
Houd de handen uit de buurt
van de geluidsdemper van het afvoerkanaal en
de omgevende zones, omdat die heet kunnen
worden.
Werk niet op hellingen groter
dan 20° om de correcte werking van de motor niet in
het gedrang te brengen.
UITSCHAKELEN VAN DE MOTOR
Tijdens de werking:
a) Breng de versnellingshendel (indien voorzien) in de
stand «SLOW».
b) Zet de motor af zoals in de handleiding van de ma-
chine aangegeven is.
Bovendien, na de werking:
c) Bij koude motor, de dop (2) van de bougie losmaken.
d) Verwijder alle resten afvalmateriaal of vuil van de
mo tor en in het bijzonder van de zone van de uitlaat -
dem per, om brandgevaar te vermijden.
SCHOONMAKEN EN STALLEN
a) Gebruik geen waterstralen of water onder hoge druk
om de buitenkant van de motor te reinigen.
b) Gebruik bij voorkeur een persluchtspuit (max. 6 bar)
maar laat geen afvalmateriaal, vuil of stof naar binnen
dringen.
LANGE PERIODEVAN INACTIVITEIT
Als de motor gedurende meer dan 30 dagen niet gebruikt
gaat worden, moeten er enige voorzorgsmaatregelen
getroffen worden om de daaropvolgende inbedrijfstelling
te begunstigen.
a) Start de motor en houdt deze in gang totdat hij stilvalt,
om alle brandstof die in de tank en in de carburator
gebleven is te verbruiken, om te vermijden dat er
zich binnenin bezinksel vormen.
Bovendien, aan het eind van het seizoen:
b) Voer alle werkzaamheden uit die voorzien in het
“Onderhoudsprogramma” (zie 6.2).
c) Trek langzaam aan de startkabel, tot u een zekere
weerstand voelt, die te wijten is aan het feit dat beide
kleppen gesloten zijn om de interne delen van de mo-
tor tegen stof en roest te beschermen.
BELANGRIJK
LET OP!
5.4
5.7
5.6
5.5
4
NL

Содержание

Похожие устройства

Скачать